Toine gaat in de Politiek: Deel 1: Onderwijs en Arbeidsmarkt

25 mei mogen we naar de stembus. Weten jullie het al? Ik nog niet. Ik ben namelijk een Vlaamse groene liberaal met rode lijnen en een conservatief-katholieke achtergrond. Het enige wat ik wel weet is dat ik niet voor de extremen van het spectrum stem, al heb ik, moet ik eerlijk toegeven, meer sympathie voor het VB dan voor de PVDA.

Ik merk bij mezelf dat ik Vlaams ben, maar zeker geen problemen heb met Walen of Brusselaars. Ik heb een hekel aan vakbonden zoals ze nu bestaan, maar ben zeker een sociaal ingesteld beestje. Ik ben een groene landbouwer, een rode ondernemer, een blauwe socialist, een persoon die in iets gelooft maar niet naar de kerk, synagoge of moskee gaat.
Daarom denk ik dat het best is dat ik een 1-mans-partij opricht, eentje die volledig binnen mijn eisen en verwachtingen valt, zodat ik op mezelf kan stemmen. En na mijn eerste legislatuur mijzelf ne zakkenvuller kan noemen!

Ik ga hier de komende dagen/weken mijn programma uit de doeken doen.  Dit programma is opgesplitst in politieke thema’s waar ik aan denk. Ben ik iets vergeten, of wil je graag mijn mening en standpunt over iets weten, laat het dan gerust weten in de comments.

Met Onderwijs en Arbeidsmarkt bijt ik de spits af!

Onderwijs:
Ons onderwijs hoort bij de beste van de wereld, en dat moeten we zo houden. Het kost natuurlijk handen vol geld, maar op lange termijn rendeert dit. Kijk maar naar waar jij nu staat dankzij ons onderwijssysteem. Toch zijn er enkele aanpassingen die ik zou doorvoeren…

  • Peuter- en kleuterscholen doen hun ding goed, daar wijzigt niks.
  • Lagere scholen zou ik baseren op een “al spelende leren”-systeem. De lagere school is lang geleden voor mij, maar ik heb nog tafels van vermenigvuldiging leren afdreunen, zonder dat de logica er achter enigszins werd uitgelegd. Al spelende kan de logica gemakkelijker uitgelegd worden.
  • In het lager onderwijs moet er zeker plaats zijn voor taalonderwijs. Opnieuw via een spelenderwijs systeem. Didactisch materiaal bestaat voldoende om de kinderen al van op jonge leeftijd in contact te brengen met andere talen. De voorrang moet hier gegeven worden aan woordenschat. Het is in mijn ogen belangrijker van zaken te kunnen aanwijzen en benoemen dan op jonge leeftijd een grammaticaal correcte zin te kunnen vormen.
  • Ten 3de is de lagere school de speeltuin om contacten te leggen met “andere dingen”. Het gehele jaar wordt opgebouwd rond thema’s, en die thema’s vinden we terug in alle lessen.
  • Het middelbare onderwijs moet een losser geheel worden waar lessen overlappen. De strikte aflijning van vakken zorgt volgens mij voor een vertraagd leerproces. Talen kunnen gespreid worden over verschillende vakken.
  • De basisgraad moet nog meer een algemene richting worden, opgebouwd uit een aantal basisvakken zoals talen, wiskunde, algemene kennis en technische vakken aangevuld met specifieke keuzes zoals oude talen, extra wiskunde, verdieping van de technische vakken etc. Concreet wil dit zeggen dat de voormiddagen besteedt worden aan de algemene vakken (20 lesuren) en de namiddagen aan extra’s. Deze extra’s kunnen bvb houtbewerking, naaien of koken zijn, maar evengoed verdieping in wiskunde, talen of modernere zaken zoals video-editing. Het algemene onderwijs wordt in de namiddag verder gezet door bvb de praktische lessen in een andere taal te geven.
  • In de eerste 2 jaren moeten de klaslokalen meer zijn dan rijen stoelen en banken met een bord. Het klaslokaal moet een belevingsruimte zijn waar de jeugd uitgenodigd en uitgedaagd wordt om te leren. Ook qua begeleiding stappen we af van 1 leerkracht voor 20 of 30 leerlingen. Per lokaal moet er minstens 1 leerkracht talen zijn, 1 leerkracht algemene vakken en 1 leerkracht technische vakken. Hoe dit concreet wordt ingevuld gaan ik hier niet bespreken.
    Deze leerkrachten moeten ten allen tijde beschikbaar zijn voor de leerlingen tijdens de lesuren.
  • De jaren die volgen op de laagste graad van het secundaire onderwijs bouwen verder op de opgedane kennis van de laagste graad en verdiepen deze. Het principe blijft hetzelfde, maar de leerlingen kunnen zich al veel eerder voorbereiden op de richting die ze uit willen. Leerlingen die al weten wat ze willen worden, worden in deze richting ondersteund. Iemand die advocaat wil worden krijgt de kans om starterslessen te volgen aan de universiteit, iemand die loodgieter wil worden krijgt de kans om een aantal uren per jaar al stage te lopen, zelfs op zeer jonge leeftijd. Voor zij die het nog niet weten blijft er volle ondersteuning in algemeen vormende vakken.
    De opsplitsing in voormiddag en namiddag blijft dezelfde als in de laagste graad.
  • Ook in de hogere graden blijft er aandacht besteedt worden aan het zogenaamde handwerk over alle richtingen.  Om de betrokkenheid te vergroten wordt het “handwerk” verbonden aan reële projecten.
  • Sport maakt doorheen de gehele school-loopbaan deel uit van de opleiding. Leerlingen moeten van vele verschillende sporten kunnen proeven en de kans krijgen om zich in 1 of meerdere sporten ook te vervolmaken. De link tussen school en sportclub moet aangehaald worden.
  • Het onderwijs moet zo toegankelijk mogelijk zijn, ook voor zij die anders uit de boot vallen. Alle schoolgebouwen moeten rolstoel-toegankelijk zijn. Lessen moeten waar nodig individueel aangepast worden. Leerlingen moeten van jongs af aan leren dat iemand in een rolstoel, met krukken of met een mentale handicap even (ab)normaal is als zijzelf. Om deze integratie mogelijk te maken moeten de nodige mensen voorzien worden om deze extra zorgen te dragen. Er wordt tevens budget voorzien voor specifieke zaken als doventolken of persoonlijke assistenten.

Financiering van onderwijs:

  • onderwijs mag ouders tot op zekere hoogte niks kosten. Iedereen moet toegang hebben tot dezelfde graad van scholing. Het pakket “gratis onderwijs” houdt alles in wat tot de goede opleiding van onze kinderen leidt.
  • Kosten die door de ouders moeten gedragen worden:
    • eten en drinken van de kinderen
    • extra schooluitstappen die geen deel uitmaken van het normale programma
    • specifieke vak-gerelateerde zaken zoals speciale sportschoenen, extra uitrusting voor kunst-vakken,…
    • transport van en naar school
  • De kosten van het basis-pakket worden gedragen door de gemeenschap.

Arbeidsmarkt:

Iedereen moet kunnen werken, behalve zij die er echt niet toe in staat zijn.

  • Onze arbeidsmarkt staat open voor iedereen die over de nodige papieren beschikt, maar op geld in ons land verdient gelden de belastingregels van ons land.
  • Loon naar werken voor iedereen. Mensen met een fysisch zwaar belastende job zitten dikwijls in de lagere loonklassen. Hier moet rekening mee gehouden worden. Loon wordt (groten)deels berekend op een schaal van fysische en psychische belasting.
  • Balans werk-privé moet correct zijn. Mensen die de keuze maken om meer aandacht te besteden aan privé moeten dit zonder problemen kunnen, mits loonvermindering in correcte verhouding. Iemand die 4/5de werk verdient 80% van het normale loon. Iemand die de omgekeerde beslissing maakt verdient dan ook procentueel meer.
  • Mensen kunnen vrij maar in overleg met hun overste beslissen om periodiek meer of minder te werken. Bvb langere dagen tijdens de zomer, en minder uren tijdens de wintermaanden. Tijdens de zomer verdient men dan meer, tijdens de winter minder.
  • Telewerken wordt aangemoedigd. Ook het gebruik van kantorencentra en co-workingspaces wordt aangemoedigd. Per 5000 inwoners moet er een locatie zijn waar 100 mensen tegelijk kunnen co-werken. Deze locaties worden uitgebaat door een publiek-private vennootschap, zodat ten allen tijde de goede werking kan gegarandeerd worden en er niet enkel dergelijke centra opduiken daar waar er financieel iets te rapen valt.
  • De werknemers moeten meer overhouden van hun brutoloon. Werkgevers moeten opmerkelijk minder lasten dragen per werknemer. (Hoe dit kan lukken bespreken we later…)
  • Werklozen worden ten volle ondersteund. Iedereen kan pech hebben dat hij/zij ontslagen wordt. Ondersteuning gebeurt zowel financieel door een werkloosheidsuitkering als materieel door bvb begeleiding,  opvolging naar een nieuwe job.
  • Langdurig werklozen krijgen alle mogelijkheden om terug op de arbeidsmarkt te geraken. Wie na 2 jaar nog werkloos is, kiest hier zelf voor.
    De werkloosheidsuitkering is eindig na 24 maanden, waar de eerste 3 maanden deze 100% bedraagt van het laatste nettoloon, de volgende 3 maanden nog 90%, de volgende 6 maanden 75% en de laatste 12 maanden 50% van het laatste nettoloon.
    Tegelijkertijd is er intense begeleiding. Dagelijks worden de werklozen verwacht op een locatie waar zij toegang hebben tot internet, kranten en tijdschriften met vacatures. Er wordt coaching voorzien. Mensen die langer dan 3 maanden werkloos zijn kunnen ingeschakeld worden voor gemeenschapsdiensten.Deze gemeenschapsdiensten zijn nooit denigrerend of vernederend, maar dienen om de werkloze positief te stimuleren.
  • Knelpuntberoepen worden ondersteund door werklozen kansen te geven zich te herscholen. Bij herscholing wordt de werkloosheidsuitkering aangepast aan het niveau van het knelpuntberoep plus de kosten die studeren met zich meebrengen.
  • Vakbonden zijn er enkel ter organisatie van vakgroepen. Hoe deze indeling gebeurt zou ons te ver brengen. Vakbonden kunnen veel voor hun leden doen, maar het uitbetalen van werkloosheidsuitkering gebeurt door een overheidsinstelling.
    Vakbonden halen hun werkingsbudget uit ledengelden, niet uit subsidies van de overheid. Vakbonden kunnen mee onderhandelen over cao’s, reglementeringen etc, hun bijdrage in het geheel wordt teruggebracht tot hun procentuele leden-aantallen gemeten over de gehele arbeidsmarkt.
    Vakbonden hebben een rechtspersoonlijkheid, hun leiders zijn persoonlijk aansprakelijk voor gebeurtenissen ten gevolge van hun tussenkomsten.
  • Pensioen volgt op een mooie loopbaan. Deze loopbaan wordt geteld in gewerkte uren/jaren. Een vaste pensioenleeftijd bestaat niet.
    Brugpensioen wordt afgeschaft zonder meer.
    Men kan vroeger op pensioen, maar daar hoort een verlaging van het pensioengeld bij. Men kan bijklussen om zijn pensioen aan te vullen.
    Het pensioengeld wordt berekend over een gemiddelde van de gehele loopbaan. Na pensionering moet iedereen in staat zijn om zijn levensniveau te behouden.
    Het basispensioen wordt betaald door de staat, aanvullende pensioenen zijn persoonlijk. Deze moeten echter gegarandeerd worden vanaf dat dergelijk spaarplan gestart wordt en tot overlijden van de persoon in kwestie.
  • De werkplaats is seculier. Godsdienst-regels gelden niet op de werkvloer. Uiterlijke tekenen van een godsdienst zijn verboden. Zij die hier een uitzondering op willen stellen zichzelf bewust buiten de werkgelegenheid. Privé-firma’s die hier zelf kiezen een uitzondering op te maken dragen deze verantwoordelijkheid zelf en kunnen op geen enkele manier aanspraak maken op tussenkomsten van de overheid ten gevolge van deze keuze. Deze keuze kan echter niet de oorzaak zijn van negatieve gevolgen zoals het verlies van overheidscontracten. Wel kan er in lastenboeken opgenomen worden dat enkel seculiere of niet-seculiere firma’s kunnen inschrijven op dergelijke aanbestedingen.

zo, dit is deel 1, ik besef dat dit zeker niet volledig is, en misschien volgen er nog aanvullingen, maar hou je vooral niet in om eventueel aanvullingen te suggereren of de discussie te openen…